Vol1/ml x
Con1/% =
Vol2/ml x
Con2/%
Het volume (Vol1)
vermenigvuldigd met de concentratie (Con1)
van de oplossing in voorraad
is gelijk aan het volume (Vol2)
vermenigvuldigd met de concentratie (Con2)
van de gewenste oplossing.
Soms heb je een bepaalde oplossing nodig, bijvoorbeeld 250 ml glucoseoplossing
van 6%. Maar de enige glucoseoplossing die op de afdeling aanwezig is, is 750 ml
glucoseoplossing van 50%. Daarvan is natuurlijk een 6% glucoseoplossing te
maken. Zowel het volume (750 ml) als het percentage (50%) laten dit toe, maar hoe ga
je te werk. Bij het werken met verdunningen kun je het beste de volgende formule
gebruiken.
Volume (V1) maal de Concentratie (C1) op voorraad
is gelijk aan
Volume (V2) maal de Concentratie (C2) van de gewenste oplossing
Het is een vergelijking, met één onbekende namelijk het volume dat je uit de
voorraad moet pakken. Later bereken je met hoeveel oplosmiddel (meestal water) je
het moet mengen.
We nemen het bovenstaande voorbeeld.
Stap 1: Dit is de formule
Vol1 x Con1 = Vol2 x Con2
Stap 2: We vullen in wat we weten.
Vol1 x 50 = 250 x 6
Stap 3: Bereken eerst wat mogelijk is
Vol1 x 50 = 1500
Stap 4: we zien nu dat 50 porties Vol1 gelijk zijn aan 1500 ml
dus als we de hoeveelheid van één Vol1 willen weten delen we 1500 ml door 50 ml.
Vol1 =1500 ml / 50 ml
Dit resulteert in
Vol1 = 30 ml
Nu we weten hoeveel glucoseoplossing van 50% we nodig hebben, moeten we nog
uitrekenen hoeveel oplosmiddel (H20) we nodig hebben. Dit doen we als volgt:
Het totale gewenste volume minus het volume van de actieve stof (dit is Vol1) is het
volume van het oplosmiddel.
Oftewel:
Vol2 - Vol1 = Vopl
250 ml - 30 ml = 220 ml water.
Dus om een 250 ml glucoseoplossing van 6% te krijgen moet je 30 ml Glucose
oplossing van 50% mengen met 210 ml water.